"Over Racisme en beeldvorming in het Israëlisch-Palestijnse conflict"

Ico Maly

[Inhoudstafel] [Deel 1] [Deel 2] [Deel 3] [Deel 4] [Deel 5] [Literatuur]


Inleiding

De tweede intifada begint op 28 september 2000. Hiermee komt het Israëlisch- Palestijnse conflict terug in de internationale schijnwerpers. Palestijnse ‘terroristen’, bomaanslagen, zelfmoordacties, Israëlische vergeldingsacties, … zijn concepten die  dagelijks op ons scherm gebrand worden.

In deze voorstudie ga ik op zoek naar de beeldvorming over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Deze voorstudie wordt uitgevoerd op basis van artikels uit de periode van Oktober 2000 tot Mei 2001. In de eerste plaats zal het discours moeten blootgelegd worden. Deel 1.2 zal reeds de kernbegrippen van dit discours belichtten. In deel 1.3 worden  verschillende artikels uit twee Israëlische kranten (Ha’aretz en Jeruzalem Post) geanalyseerd volgens de methode van de Linguistic Pragmatics. In dit discours ga ik op zoek naar de definiëringen van de groepsidentiteiten en de eigenschappen die aan deze groepsidentiteiten verbonden worden. In eerste instantie ga ik hier op zoek naar de stereotypen die de status van “common sense” bezitten in deze conflictverslaggeving. Aan de hand van de gebruikte beelden gaan we vervolgens op zoek naar de ideologische fundamenten die aanwezig zijn in de normaliteit van de gehanteerde beelden.

Het discours kan maar begrepen worden in het kader van de historische context. In deel 1.1 wordt dan ook een korte historische schets gegeven van de historische ontwikkeling van het conflict en de creatie van de huidige situatie.

We kunnen sociaal-politieke problemen niet begrijpen als we de ideologische onderbouw niet kennen, deze onderbouw wordt verduidelijkt in deel 2.1 en 2.2.

Op het eind van deze studie moet ik kunnen aantonen wat het discours is. Wie dit discours controleert en hoe het komt dat het discours bepaalde dingen vertelt of niet vertelt. De belangrijkste vraag waarop een antwoord moet gevonden worden is: waarom zegt het discours wat het zegt?

Ik ga dus op zoek naar het discours en de verborgen motivatie van dit discours. Een discours ontstaat in een bepaalde maatschappij en beïnvloedt tevens deze maatschappij: het draagt bij tot de constructie van sociale en conceptuele netwerken. Deze netwerken zullen hier geanalyseerd worden. Zoals reeds gezegd zal de ‘objectieve’ nieuwsverslaggeving uit Ha’aretz en Jeruzalem Post als basisbronnen gebruikt worden. Deze zullen doorheen dit werk verbonden worden met bronnen afkomstig uit de internationale pers, uit regeringsmededelingen, van sociale wetenschappers, etc.


1. Het conflict en het bijhorende beeld.

Hoofdstuk 1 zal de historische context schetsen van het conflict. Deel 1.1 zal het ontstaan van het conflict toelichten en de creatie van de huidige situatie. Deze historische context is cruciaal om het discours het begrijpen.

Deel 1.2 zal enkele centrale concepten belichtten waarrond het Israëlisch discours over het conflict wordt geconstrueerd.

Deel 1.3 bevat het empirisch, ideologisch onderzoek van het Israëlisch discours. In dit deel worden ongeveer 200 artikels uit de Israëlische pers geanalyseerd. Deze artikels zijn afkomstig uit twee Israëlische kranten, Ha’aretz en de Jeruzalem Post 


1.1 Het Israëlisch – Palestijns conflict.

1.1.1  Het ontplooien van het Israëlisch – Palestijns conflict.

Op 18 september 1918 heropenen de Engelsen de strijd om Palestina. Na de slagen bij Megiddo stort de Turkse weerstand in, waardoor Palestina onder Brits bestuur komt te staan. Op basis van de Balfourverklaring (1917) wordt het in april 1920 een mandaatgebied van Groot – Brittannië. Daar deze verklaring de belofte bevat om een ‘Joods Nationaal Thuis’ in Palestina te scheppen, wordt ze als een groot succes beschouwd van de onderhandelingen die Chaim Weizmann, Sokolov en andere zionistische leiders hebben gevoerd.

Met de Balfour-verklaring worden de opvattingen van Herzl (1895) in ‘Der Judenstaat’ officieel bekrachtigd. Kleine groepen joden hebben zich reeds voor deze verklaring gevestigd in Palestina onder het Ottomaans bestuur. Na de Balfourverklaring begint het politieke zionisme van Herzl zich beter te organiseren, waardoor sommige Palestijnen  zenuwachtig worden.

Nadat Hitler in 1933 aan de macht komt in Duitsland, trekken joden zich steeds meer terug in zuiver joodse dorpen. In het Britse mandaatgebied is dit niet anders: joden hebben hun eigen landbouwgemeenschappen, vakbonden en uiteindelijk hun eigen milities en wapenateliers. De grond hebben ze (meestal via het zionistische Jewish Agency) aangekocht van absenteïstische Palestijnse eigenaars. Veel oorspronkelijke Palestijnse pachters worden uit hun huis gezet en verliezen hun baan. De oorzaak hiervan ligt in de zionistische opvatting dat joods land door joden bewerkt moet worden.

De wrevel van de Palestijnen komt tot uitbarsting in 1936. Eerst uit zich dit in een algemene staking (die het land een half jaar lamlegt) daarna in acties van gewapend geweld. Soms ondernemen de Palestijnen acties tegen joodse doelwitten maar hoofdzakelijk zijn de acties gericht tegen het Britse mandaatbestuur. In mei ’39 zet de Britse regering in een “witboek” haar toekomstige politieke beleid voor Palestina uiteen: Palestina zou niet worden verdeeld, maar binnen tien jaar een onafhankelijke, gemengd Palestijns – Joodse staat worden.

 De holocaust veroorzaakt naast een zeer groot aantal joodse slachtoffers en vluchtelingen ook een morele kater bij het ‘beschaafd’ Europa. Een gevolg hiervan was dat de publieke opinie zich keert tegen de Britten, die de joodse inwijking in Palestina bleven beperken.

Het officiële zionisme lanceert een diplomatiek offensief op alle fronten, dit kwam vooral tot uiting in de pas opgerichte Verenigde Staten.

In Palestina zelf beginnen joodse ondergrondse organisaties zoals Irgoen Zwai Leoemi en de Stern-groep een guerrilla tegen het Britse mandaatbestuur. Hierdoor vluchten vele Palestijnen naar Arabische buurlanden.

Palestina is ‘onbeheersbaar’ geworden en levert het toch tanende Empire meer ‘last’ dan voordeel op. Zo wordt het mandaat in mei 1948 aan de Verenigde Naties overgedragen. De VN stelt voor om Palestina te verdelen tussen Joden en ‘Arabieren’. Ondanks het protest van de Arabische landen en de Palestijnen wordt in de nacht van 14 op 15 mei 1948 de onafhankelijke staat Israël geproclameerd door David Ben Goerion.

Op de ochtend van 15 mei schreiden legereenheden van Egypte, Jordanië, Irak en Syrië over de grenzen van het oude mandaatgebied Palestina, maar de zionisten zijn zeer goed voorbereid. Al tientallen jaren hebben ze hun eigen structuren op poten gezet. In de illegaliteit is een leger gevormd, zijn er politieke netwerken, wapenfabrieken, commando, een strategie en een tactiek. De Arabische landen stevenen af op een eerste nederlaag. De nieuwe staat Israël breidt zijn grondgebied uit. De Arabische ‘winnaars’ zijn Egypte, dat de Gazastrook bezet en Jordanië, dat zich meester maakt van wat tegenwoordig de “Westelijke Jordaanoever” heet.

Israël heeft ontruimde grond onder controle gekregen. Na de Israëlische overwinning zijn ongeveer 700 000 Palestijnen hun huis, grond en vaak hun gezin kwijt waardoor joodse nieuwkomers hun plaats kunnen innemen.

In mei 1967 worden de troepen van Egypte, Syrië, Jordanië, Irak en Koeweit in paraatheid gebracht. Nasser (President van Egypte) eist en verkrijgt de aftocht van de VN troepen die als buffer dienen tussen Israël en Egypte. Israël vreest dat Syrië op de Golanhoogte de riviertjes zou afdammen die het Meer van Genezaret en zo de Jordaan hebben bevoorraad.

Voor Israël is deze situatie voldoende aanleiding om zelf in het offensief te gaan en zo verwerft Israël in juni 1967 een tweede gebiedsuitbreiding. Zowat de hele Egyptische luchtmacht wordt bij verrassing op de begane grond vernietigd, Israëlische tanks trokken de Sinaï -woestijn binnen, het IDF (Israel Defence Force) wint de slag om de Golan, et cetera. Israël heeft in zes dagen tijd de Sinaï, de Golanhoogvlakte, Jeruzalem, en de Westelijke Jordaanoever verovert. In andere woorden Israël krijgt het kernland van het bijbelse Jodendom onder controle.

Op internationaal vlak krijgt de joodse staat voor het eerst af te rekenen met tegenwind. De VN-veiligheidsraad keurt eenparig resolutie 242 goed. Dit houdt in dat Israël zich uit de veroverde gebieden moet terugtrekken maar Resolutie 242 erkent eveneens het bestaansrecht van de joodse staat, hetgeen te ver gaat voor de Palestijnen.

In de herfst van ’73, tijdens het Joodse Verzoeningsfeest (Yom Kippoer), nemen Egypte en Syrië wraak. Door het blitzoffensief ziet het er even naar uit dat het voortbestaan van Israël aan een zijden draadje hangt.

De kansen van Israël keren als de Amerikaanse bondgenoot in allerijl een luchtbrug opzet om het joodse leger meer en betere wapens te leveren. Zo slaagt Israël erin om de Syrische troepen terug te drijven tot achter de bestandslijn van 1967 en een bruggenhoofd in Egypte te vormen op de westelijke oever van het Suezkanaal.

In de loop van 1974 wordt met Egypte en Syrië troepenscheidingsakkoorden gesloten, waarbij Israël zich terugtrekt uit de gebieden die het in de Oktoberoorlog heeft bezet.

Israël wordt door het embargoprogramma (18 oktober ’73) van OPEC steeds meer geïsoleerd en raakt betrokken in de Libanese Burgeroorlog. Tijdens die oorlog voert Israël ‘vergeldings -en preventieve’ acties uit tegen de Palestijnen op Libanees grondgebied.

In maart ’79 komt een vredesverdrag met Egypte tot stand. De Camp David -akkoorden geven aan Egypte het verloren grondgebied terug en sturen de joodse kolonisten weg. In ruil krijgt Israël een eerste echte grens en worden de eerste diplomatieke betrekkingen met een Arabisch land mogelijk.

Wat de Israëlische regering veel minder waardeert aan de Camp David akkoorden is dat deze akkoorden de Palestijnse bevolking op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza recht geeft op zelfbestuur. In Israël wordt het steeds gebruikelijker om deze gebieden aan te duiden met hun bijbelse namen Judea en Samaria. De kolonisering van deze gebieden wordt aangemoedigd door de regering.

In 1982 valt het IDF Libanon opnieuw binnen. De troepen onder leiding van defensieminister Sharon stoten door tot vlak bij het hoofdkwartier van de PLO (Palestine Liberation Organisation) in Beiroet. Israël wil hierdoor de ‘Palestijnse dreiging’ uit het noorden voorgoed de kop in drukken. De Libanese oorlog veroorzaakt zowel intern als internationaal veel kritiek. De directe aanleiding voor deze kritiek zijn de massamoorden in de Palestijnse kampen Sabra en Chatila die de Libanese bondgenoten van Israël aanrichten en de afwezigheid van interventie aan de Israëlische zijde. Uiteindelijk trekt het IDF zich terug, maar het blijft in het zuiden van Libanon wel een zogenaamde ‘veiligheidszone’ bezetten.

In de Gaza en op de Westelijke Jordaanoever zijn er intussen steeds meer joodse kolonisten komen wonen, vaak op daartoe onteigende grond. De Palestijnse bevolking heeft zich daar jarenlang noodgedwongen bij neergelegd, net als bij het militaire bestuur: het zogenaamde ‘Civil administration’.

Op 8 december 1987 breekt in de Gazastrook en op de Westoever de Intifada uit: de repressie is hevig. Het leger maakt gebruik van traangas en plastiekkogels om de stenengooiers te bedwingen. Er zijn massale arrestaties en uitwijzingen; huizen van veroordeelden en verdachten worden verzegeld, opgeblazen of gesloopt.

De nieuwe regering van Rabin gaat voor het eerst contacten met de PLO niet uit de weg. Het resultaat is dat er op 13 september 1993 in Washington een akkoord bereikt wordt over beperkt Palestijns zelfbestuur in Gaza en Jericho.

In 1995 kent dit Oslo-akkoord een vervolg: het Oslo II-akkoord voorziet in een gefaseerde Israëlische ‘terugtrekking’ uit de belangrijkste steden op de Westelijke Jordaanoever.

 Maar zelfs met de terugtrekking van het IDF uit de Gaza en een onbeduidend stuk rond Jericho, blijft de realiteit van de aanwezigheid zo goed als onveranderd. Er worden verbindingswegen gebouwd tussen de joodse nederzettingen en Jeruzalem. Ondertussen heeft Israël het bouwprogramma rond Jeruzalem nagenoeg afgerond. De veiligheidsdiensten van Arafat onderdrukken voornamelijk hun eigen volk. De Palestijnen hebben nog steeds geen eigen munt, er is geen officieel recht, er is geen sprake van een staat Palestina,...

P.S. Zie ook: Said E., (1994), The politics of dispossession. Said E., (2000), The end of the Peace Process. Tessler M., (1994), A history of the Israeli – Palestinian conflict. Parker,C., (1999) Resignation or Revolt: Socio-political development and the Challenges of Peace in Palestine, London and New York, I.B. Tauris.


1.1.2. Van Oslo tot de tweede Intifada: de creatie van de situatie.

De hoofdrolspelers, hun partijen, hun discours en de gevolgen.

1.1.2.1.  Van Labor tot Oslo

Doordat Labor in ’92  aan de macht komt, worden gesprekken met de PLO mogelijk. Deze “Israeli Labor Party” (1984) is de voortzetting van Ma’arch (“the alignment”). De kern van de Ma’arch bestond uit Mapai (socialisten: 1930) die in 1968 fusioneerde met de Ahdut Haavoda-Poalei Zion (Arbeiderszionisten: 1944) en de Rafi –groep (Afsplitsing van de socialisten: 1965).

“The founding of the Labor party in 1968 and the creation in 1969 of the common front with Mapam (Ma’arch) only had the effect of demonstrating even more clearly the hegemony of the central ideological force, which had persisted for nearly seventy-five years.”(Sternhell 1998: 4)

Het Oslo–akkoord wordt dan ook geconstrueerd volgens deze ideologie. De PLO (o.l.v Yasir Arafat) wordt door deze akkoorden ‘gepromoveerd’ tot de officiële gesprekspartner van de Israëlische regering.

Het weinige positieve nieuws dat deze promotie met zich meebrengt is dat het IDF zich zal terugtrekken uit de Gaza, en de stad Jericho (Murphy 1996: 399). In deze gebieden krijgen de Palestijnen ‘zelfbestuursrecht’. Onder het mom van externe veiligheid en de veiligheid voor de joodse kolonisten zal Israël echter militair aanwezig blijven. In werkelijkheid zal het nog tot mei 1994 duren voordat er een overeenkomst bereikt wordt over de Israëlische ‘terugtrekking’ maar: “Zelfs met de terugtrekking van het Israëlische leger uit de Gazastrook en uit een onbeduidend stuk van de streek rond Jericho in 1995 blijft de realiteit van de Israëlische militaire aanwezigheid zo goed als onveranderd”(Murphy 1996: 398)

Op 24 september 1995 worden de “Taba of Oslo II akkoorden” getekend. Deze akkoorden leiden tot een uitbreiding van de Palestijnse ‘autonomie’ op de Westelijke Jordaanoever.

 Dit leidt tot de creatie van de befaamde A, B, C –zones. De A -zones omvatten Jenin, Ramallah, Kalkiliya, Nabloes, Bethlehem en een stuk van Hebron. Het Israëlische leger trekt zich terug uit deze steden en de Palestijnen worden in deze steden verantwoordelijk voor de openbare orde (politie) en de veiligheid (leger).

Hebron is de uitzondering op de spreekwoordelijke regel. Een deel van deze stad blijft onder Israëlische controle, om de ‘veiligheid’ te kunnen garanderen van circa 400 joodse kolonisten die daar in het centrum wonen.

In de B -zones, die vooral landelijke gebieden omvatten, delen Israël en de PLO het bestuur en de ‘verantwoordelijkheden’ onder elkaar.

De C-zones, 140  kolonies en grote stukken ‘militair gebied’, liggen versnipperd tussen de A en B zones. Israël houdt de volledige controle over deze C-zones.(Said 2000: 15; Doom 1996)

Het akkoord van Taba regelt ook de Palestijnse verkiezingen die plaats vinden in 1996. Palestijnen ouder dan 18 jaar kunnen kiezen en/of verkozen worden. Wie in  Jeruzalem woont, kan stemmen per post en zich tevens kandidaat stellen op voorwaarde dat hij of zij nog een adres buiten de hoofdstad heeft. De gekozen Palestijnse raad zal uit 82 leden bestaan en zal een wetgevende bevoegdheid hebben.

1.1.2.2.  Politieke ontwikkelingen na de moord op Rabin

Op 4 november schiet Yigal Amir (een joods orthodoxe student) Ithzhak Rabin, de Israëlische held van het vredesproces dood. Een jood die om politieke redenen zijn eigen leider doodt: Israël is van de hand Gods geslagen. Sjimon Peres volgt Rabin op, met nagenoeg dezelfde ploeg die ‘zo veel mogelijk vrede’ wil realiseren.

In maart 1996 vormde het rechtse Likud, de grootste oppositiepartij een “United List”. Deze gemeenschappelijke lijst hield een samenwerkingsverband in tussen Likud en de rechts conservatieve Heroet-partij (Cheroet: 1948) en enkele kleinere liberale en nationalistische partijen, zoals de Tsomet- en de Gesscher-partij.

De Gesscherpartij wordt in 1996 opgericht door ex-Likudleden onder leiding van David Levy. Tsomet werd in 1983 opgericht door voormalig IDF “chief-of-staff” Rafael  (Raful) Eitan in de Tehiya Party, als een ideologische beweging. Tsomet scheidde zich af en werd in 1988 een aparte partij.

Likud is een samensmelting van verschillende partijen zoals de dominante Heroet partij (vrijheidspartij) opgericht door Ze’ev Jabotinsky, General Zionists en Liberalen.

Likud is voorstander van een grotere ‘overheidsinvloed’ in de bezette gebieden. De partij is tegen een soevereine Palestijnse staat, alsook tegen de ontruiming van de Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever. Ze pleiten voor het verhogen van het aantal joodse kolonisten in de Westoever, omdat Israël daar volgens hen het recht toe heeft.

Bij de algemene verkiezingen op 29 mei 1996 voor het parlement en het premierschap in Israël wordt Likud–leider Benyamin Netanyahu verkozen met 50,3 % van de stemmen, ofschoon de Likudpartij het slechts met 32 van de 120 zetels moet doen. De Israëlische Arbeiderspartij, die onder leiding staat van aftredend premier Peres verliest 10 zetels en komt daarbij op 34 zetels.

De religieuze partijen halen samen 23 zetels wat onontbeerlijk is om de nieuwe regering te vormen.

De Nationale Religieuze Partij (1956: voorstander van o.a. terugkeer naar de bijbelse grenzen: Eretz Yisrael) en de beide eveneens religieuze partijen Agoedat Israël (1921) en Poalei Agoedat Israël (1924) zijn politiek nauw verbonden met het Likud.

Op 18 juni vormt Netanyahu dan ook een rechts-religieuze regering. Deze regering krijgt de steun van 66 van de 120 zetels, waaronder 32 Likud-zetels, de 23 zetels van de religieuze partijen en de zeven “Russische” zetels van Sharansky. Sharon vervoegt de regering op 8 juli als minister van Nationale infrastructuur.

Bij de verkiezingen in 1996 voor een Palestijnse raad en een Palestijnse ‘president’ wordt Arafat door enig ‘politiek gemanoeuvreer’ met een ruime meerderheid verkozen[1]. Voor Israël is hij nu de leider van ‘alle’ Palestijnen[2]. De PA neemt het bestuur in de Gazastrook en in verschillende steden en gebieden op de Westoever van de Israëlische militairen over. Arafat bepaalt zowel voor de PA (Palestinian Authority) als voor de PLO alle richtlijnen. De PLO is een verzameling van verschillende nationalistische en linkse partijen; Hamas zou hier officieel niet bijhoren.

De PLO verbindt Fatah (De fractie van Arafat), het Popular Front for the liberation of Palestine ( o.l.v. Abu Ali Mustafa: tegenstanders van het vredesproces) en het Democratic front for the liberation of Palestine (o.l.v. Naif Hawatmeh).

De PA, door Arafat omgedoopt tot de PNA (Palestinian National Authority), wordt gevormd naar aanleiding van de Oslo-akkoorden en is dus de ‘regering’ van de Gazastrook en de Westoever. De PA heeft de macht over de National Security Force (o.l.v. Generaal Nasser) en Civil Affairs ( de ‘ministers’ die de regering vormen). Deze NSF is op zijn beurt hoofd van Force 17 (Arafat’s elite lijfwachten), Navy (eerder een kustwacht), Police ( o.l.v. Razi Jaballi), Military intelligence (o.l.v. Moussa Arafat) Preventive Security en General intelligence ( Goede contacten met HAMAS en de Israel’s security forces).

In de loop van ’96 ontstaat in Israël grote politieke verdeeldheid over het vredesproces. De aanslagen van de terreurorganisatie HAMAS en het beleid van Netanyahu, die de ‘vrede-voor-landfilosofie’ van Rabin en Peres vervangt door een ‘vrede-voor-veiligheidstrategie’, is verantwoordelijk voor deze verdeeldheid. (McGreary 2000: 54)

“Netanyahu’s initial posture to Oslo was to have no truck with Yassir Arafat’s Palestinian Authority and to accelerate settlement construction throughout the occupied territories, but especially East Jerusalem.”(Usher 1999: 113)

In augustus ’96 beslist de Netanyahu – regering om de bestaande nederzettingen op de Westoever en in de Gazastrook uit te breiden. Volgens de regeringsmededeling kan hiermee een einde gemaakt worden aan de discriminatie waaronder de kolonisten onder de vorige regering geleden hebben.

Het Israëlische kabinet versoepelt eind augustus de ‘beperkingen’ op de uitbreiding en de bouw van joodse nederzettingen op de Westoever, o.a. nabij Ramallah in Sefer en in de Gazastrook. Voor het eerst sinds Oslo roept Arafat op tot een massale staking en tot een massaal vrijdagsgebed in de Al-Aksa moskee in Jeruzalem. Israël probeert dat protest te verhinderen door de stad vrijwel hermetisch van de buitenwereld af te sluiten. Op 4 september 1996 vindt onder grote Amerikaanse druk een ontmoeting plaats tussen Netanyahu en Arafat in Erez in de Gaza-strook.

1.1.2.3. De val van de Netanyahu-regering, het Barak-tijdperk en de tweede Intifada.

Op 25 september ‘96 breken ‘rellen’ uit in Jeruzalem en in de A, B, C -zones. Hierbij worden na drie dagen 67 doden geteld (waaronder 53 Palestijnen en 14 Israëliërs). De directe aanleiding is Israël’s (Netanyahu ’s) beslissing om op 23 september een tunnel te openen die naast de Al-Aksa moskee loopt en uitkomt in het hart van Jeruzalem’s oude Moslimkwartier. De strijd wordt in Ramallah uitgevochten. Daar laten op de 25 september, 35 Palestijnen en 11 Israëlische soldaten het leven. 

“Inside the hospital’s compound, hundreds of Palestinians have congregated. I see young boys crying, an old man in Jabaliya groaning. But most are quiet, fazed. They simply cannot understand how a protest in Jerusalem over a tunnel has led to Israeli gunships pitching shells into Ramallah.”(Usher 1999: 120)

Op dat moment heerst onder de Palestijnen de overtuiging dat Netanyahu, die er niet in slaagt om zijn fragiele coalitie te handhaven, erop uit is de Oslo–akkoorden te bevriezen. De confrontaties van september 1996 zorgen er tevens voor dat de rol van de V.S. in het Oslo proces verandert:

 “… from the sponsor to de facto  broker, prodding a reluctant Netanyahu to partially redeploy from Hebron in January 1997. The Israeli leaders riposte in March was to offer the PA a miserly 2 percent further West Bank redeployment and to authorise the construction of the Har Homa Jewish settlement in occupied East Jerusalem.” (Usher 1999: 113)

Tijdens zijn bezoek aan Cairo op 22 januari meldt Arafat dat de Palestijnse staat waarschijnlijk (nogmaals) uitgeroepen zal worden. Door de rellen brandt het vredesproces de volgende 18 maanden op een zeer laag pitje.

Op 23 oktober wordt een nieuw akkoord getekend tussen Arafat en Netanyahu in het WYE River conferentiecentrum in het bijzijn van de Amerikaanse president Clinton en de Jordaanse koning Hoessein.

Binnen een tijdspanne van 2 maanden valt Netyanyahu’s coalitie uit elkaar. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de ontruiming van 13% van de Westoever.

Op 17 mei 1999 wordt Barak en zijn Israëlische Arbeiderspartij verkozen. Barak stelt voor een brede coalitieregering samen te stellen en deelt mee dat “nothing is more important in my(his) view than … putting an end to the 100-Year conflict in the Middle - East”. ( Amnesty international 2000)[3]

In september neemt Israël de draad weer op, en voegt in het kader van de Wye – akkoorden 7% grond toe aan de Palestijnse gebieden. In juli 2000 eindigen de vredesbesprekingen, tussen Ehud Barak en Yasir Arafat op Camp David in mineur. Clinton stelt Arafat verantwoordelijk, maar in zijn thuisbasis wordt Arafat geprezen voor zijn harde lijn. Barak komt terug in een wankele politieke situatie omdat het conservatieve spectrum ontevreden is over zijn toegevingen. De conservatieven dreigen uit zijn fragiele parlementaire coalitie te stappen.

In september 2000 bezoekt Likud –leider Ariel Sharon samen met een politiemacht van 1000 mannen de Tempelberg ( bij moslims beter gekend als de “Haram al Sharif”). Dit bezoek is een directe oorzaak voor het uitbreken van de tweede Intifada op 28 september 2000. Deze Intifada eist al meer dan 400 doden, voornamelijk Palestijnen.

Barak kondigt nieuwe verkiezingen aan, die op 6 februari ’01 plaats vinden. De opkomst van 60%[4] is de laagste in de Israëlische geschiedenis, wat een mogelijke indicatie is van het gebrek aan vertrouwen in beide kandidaten. (Central bureau of statistics 2000) De overwinning van Sharon wordt in het Westen voorzichtig begroet, terwijl men in de Arabische wereld geschokt reageert. 

1.1.2.4. De creatie van een situatie.

Met het in werking treden van de Oslo-akkoorden in 1994, werd de ‘separation’ politiek in Israël en de bezette gebieden een realiteit. Volgens Amira Hass heeft dit tot gevolg dat:

“these people (de Israëliërs) have been living under the misapprehension that we (de Palestijnen) got rid of the occupation and left behind a world in which the Palestinians as an occupied people are naturally rebelling. … In effect, Ehud Barak and his coalition would merely be improving the deluxe occupation that has developed in the territories since May 1994, even if it is wrapeed in the euphemism of ‘separation’. In Afrikaans, separation is called ‘apartheid’.”(Hass 2000: 25)

De Oslo–akkoorden vormen de basis van de door Israël gevoerde ‘separation’ –politiek. Dit ‘separation’-regime heeft twee belangrijke sokkels:

  1. controle over het land in de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook
  2. controle over de beweging van de Palestijnse bevolking.

Het Palestijnse gebied wordt versplinterd in kleine tot grote ‘settlements’ en wordt doorkruist door de beruchte kolonistenwegen. Volgens Mohammed Shayyeh(PLO)[5] zijn deze wegen “bedoeld om een soort apartheidssysteem te creëren” (De Gruyter 1998).

De Palestijnen hebben geen inspraak over de ligging van deze kolonistenwegen. Aan dergelijke wegen komt een onteigeningspolitiek te pas waarover Israël om ‘veiligheidsredenen’ geen overleg wenst te voeren.

Een bezwaarschrift indienen heeft geen zin want de wegen worden gebouwd bij militair decreet.

Deze ‘settlement-policy’ trad in werking na de verovering van de ‘settlements’ in 1967 en creëerde de geografie waarop later de Oslo-akkoorden gefundeerd werden.

In de Gazastrook wordt het noorden en zuiden gescheiden door de nederzettingen van Katif Bloc.

Het zuiden van de Westoever wordt gescheiden van het noorden door Jeruzalem. Dit gebeurt enerzijds omdat de Palestijnen sinds ‘94 de toegang tot de stad Jeruzalem ontzegd worden en anderzijds door de uitbreiding van de joodse nederzettingen van Ma’aleh Adumim, Efret en het Etzion Blok.

Het noorden van de Westoever word opgedeeld in nederzettingen zoels Ariel, Alfei Menashe en Kedumim.

Boven op de geografische fragmentatie van de ‘settlements’ verdeelt de Israëlische regering vanaf 1991 de Palestijnse maatschappij op in lagen, gekenmerkt door een verschillende graad van beweging.

Terwijl Israël het recht op vrije beweging van een gans volk afneemt, geeft het verschillende bewegingsprivileges aan verschillende lagen van de Palestijnse bevolking, waarbij leden van de PA de hoogste bewegingsvrijheid bezitten.

Dit apartheidsregime zorgt er onder andere voor dat de officiële Palestijnse vertegenwoordigers een geprivilegieerde groep worden die maximaal gebruik maken van hun economische, culturele en persoonlijke voordelen die inherent zijn aan hun reisvergunning. Dit zorgt natuurlijk voor een duidelijk zichtbare scheiding tussen de PA en het volk.

Na de Oslo-akkoorden zullen er 62 nieuwe militaire basissen bijgebouwd worden op de Westoever. ”Moreover, Israel will withdraw its troops from the center of the main West Bank towns, but it will retain control to the exits and entries to them, and it will control all roads on the West Bank.” (Said 2000a.: 15)

Zowel politiek als economisch is het Oslo–akkoord een ramp voor de Palestijnen: elke stad op de Westoever kan gesloten worden naar de vrijheid van de Israëlische bezetter. Alle commerciële verkeer tussen de autonome zones in Gaza en de Westoever staat nog steeds onder controle van Israël.

 “Thus a truck carrying tomatoes from Gaza to Nablus must stop at the border, unload onto an Israeli truck, then reload the produce onto a Palestinian truck upon entering Nablus. This takes three days, with the fruit rotting in the meantime, and the costs going so high as to make such transactions prohibitive (it is cheaper to import tomatoes from Spain than from Gaza)” (Said 2000a.: 15)

De Israëlische regering heeft dus niet alleen de bewegingsvrijheid van de Palestijnen  in handen maar ook de economie, de leefmiddelen, de arbeid en de watertoevoer. De huidige situatie is dus verre van leefbaar, in tegenstelling tot de gangbare gedachten van vele Israëliërs en Westerlingen. Daarom is, mijn inziens belangrijk om het beeld dat de media schetst van het conflict nader te bekijken.


VOETNOTEN:

[1] Het verloop van de verkiezingen was niet geheel vrij van manipulatie. Hiervoor verwijs ik naar Doom (1996) voor verdere informatie.

[2]  “the truth is that by his behavior Mr.Arafat no longer represents the majority of Palestinians, and now survives without dignity by virtue of U.S., Israëli, and Arab support.” (Edward Said 2000:180)

[4] Central Bureau of Statistics: http://www.cbs.gov.il/engindex.htm

[5] Directeur van de Palestijnse Economische raad voor Ontwikkeling en Wederopbouw.

[Inhoudstafel] [Deel 1] [Deel 2] [Deel 3] [Deel 4] [Deel 5] [Literatuur]
update: 27 oktober 2012