1.3.6.
De
categorisering van ‘ons’
De
zelfperceptie in een discours wordt vaak geconstrueerd als het
tegenovergestelde beeld van ‘de vijand’. “The result is a we
which is indefinite but which evokes a set of shared values that remain
implicit.” (Rojo 1995: 51) De Israëliërs zijn wat de Palestijnen niét zijn,
zo wordt een superioriteit in het leven geroepen: “Superiority does not only
emerge indirectly from the fact that really positive image formation does
not get a chance (voor de Palestijnen), but also directly from recurrent
forms of positive self-evaluation.” (Blommaert 2000: 59)
1.3.6.1.
De zelfperceptie
“Israel is a society in
which a national consolidation and a sense of ethic, religious, and cultural
particularity created by a common history preceded the realization of
independence and the construction of a national state.” (Sternhell
1999: 14)
1.3.6.1.1.
Israël: land van de joden
Israël is
in eerste instantie ‘het land van de Joden’[1]:
De groepsidentiteit van de Israëliërs wordt dus onder meer bepaald door dit
religieus criterium. Deze groepsidentiteit staat pal tegenover de
categorisering van de andere als Moslim:
“… to help Israel when
the Jewish State was invaded by the Arabs.” (JP 59); “… The essential interests and
values of the State of Israel and the Jewish people” (JP 77)“Jewish blood is not
cheap” (JP 15); Jewish homes (JP 16.1); …
De
religieuze definiëring van de Israëlische groepsidentiteit verbindt de
geschiedenis van de joden met het Israëlisch burgerschap, het land van
Israël en het gehele joodse cultureel patrimonium ( zie bijv.: “The minute
Barak gave up the Temple Mount, then he gave up the Jewish identity”(JP 79))
De geschiedenis van het joodse volk wordt tevens geassocieerd met
vervolgingen (bv.: Isabella van Castilië), de holocaust, … Kortom de joodse
geschiedenis wordt vaak geassocieerd, getypeerd met een slachtofferrol.
Israël ziet zichzelf als een
(eeuwig) slachtoffer van de joodse geschiedenis, in het bijzonder van de
gruwelijke herinnering van de holocaust. Israël portretteert zichzelf anno
2001 nog steeds als het ‘onschuldige slachtoffer’ van een ‘enorme
terroristische golf van Palestijns geweld’. In dit proces wordt gebruik
gemaakt van de geschiedenis van het joodse volk. Impliciet zien we het
gebruik van dit beeld: Israël als het machteloze, geweldloze, slachtoffer
van de Palestijnse terroristen in de ‘stem van het volk’:
“The angry crowd scuffled
with the police a bit, but the scene did not turn violent. “We don’t want
them in Israel … Why are they (the police) pushing us away? The Arabs kill
us, why can’t we do to them what they do to us? a Holon man named
Victor shouted in anger.” (JP 119)
Het beeld
van Israël als ‘slachtoffer’ zien we volgens Said ook zeer duidelijk in de
Oslo-akkoorden waar:
“Israel nevertheless
continued to claim the status of the victim and demand restitution for
genocidal anti-semitism in Europe. Incongruously, there has still been no
official acknowledgement of Israel’s (by now amply documented)
responsibility for the tragedy of 1948, …”. (Said 2000c.:
1-2)
Ook anno
2001 wordt deze techniek nog gehanteerd. De Palestijnen vallen Israël aan,
Israël verdedigt zich enkel:
“Barak says: ‘We have no
reason to beat our chests, We are not the ones who initiated the violence.
One side can initiate the violence, and one side can also stop it’”.(JP 62)
De associatie tussen Israël en
de slachtofferrol biedt zo een verantwoording voor de gevoerde
veiligheidspolitiek.
Een tweede gevolg van het
verbinden van de religieuze identiteit aan het Israëlisch staatsburgerschap
bevindt zich op een moreel/ethisch niveau. “Israel’s moral standing
is its strongest strategic asset.” (Rigby 1991: 162)
Lid zijn
van de joodse identiteit gaat samen met een geloof van morele superioriteit, zoals dit inherent is aan elke religie[2].
Deze morele status wordt nu internationaal bevestigd, mede door het
antisemitisch karakter waar de joden mee geassocieerd werden na de
holocaust.
1.3.6.1.2.
Israël: een Westerse,
democratische natie op zoek naar vrede
De
constructie van het beeld van Israël als een Westerse democratische natie
wordt wordt geconstrueerd in directe oppositie van het beeld van de
Palestijnse ‘Arabieren’ zoals Ashrawi het stelde:
“Israel cannot deal with
Arafat or the Palestinians because they are inherently ‘undemocratic’ and
therefore have nothing in common with such ‘civilized’ democracies as Israel
and the U.S.” (2000: 2)
De
Palestijnse politiek wordt voorgesteld als één monolithisch blok onder leiding
van Arafat en zijn PA. In de artikels over Israël worden steeds de
verschillen tussen Labor, Likud en de religieuze partijen benadrukt. Uit een
enquête uit JP 117 blijkt dat het Israëlische volk een duidelijke verbinding
ziet tussen de V.S. en Israël:
“Israel’s relationship
with the US is seen in a favourable light throughout the country, with more
than 80% agreeing that the two countries “share common values, including a
commitment to freedom and democracy” (JP 117)
Sharon argumenteert dat
Arafat’s terreur, het islamitisch extremisme en Iran en Irak de regio
ontregelen. Als reactie op deze ‘ontwikkelingen’ stelt Sharon het
volgende voor: “Therefore, strengthening cooperation among all western
nations, including Israel, and the concerted efforts led by the United Sates
are the only way to contain this dangerous trend.” (JP 119)
Israël
ziet zichzelf dus als een democratische, westerse en moreel superieure natie
die ‘vrede’ nastreeft:
“Striving for true peace
as a supreme Jewish value” (JP79); “… would allow Israel to make peace.”(JP
120)
In
tegenstelling tot de Israëliërs zouden de Palestijnen, die onder
‘PA-dictatuur’ leven, ‘inherent gewelddadig’ zijn en dus geen vrede willen:
“The problem is that they don’t want peace …” (JP 112). Het is het contrast
tussen het beeld van Israël als Westerse, democratische natie en het beeld
van de PA als een Arabische dictatuur dat belangrijk is. De categoriesering
van Israël als een Westerse, democratische natie heeft natuurlijk enige
‘voet aan de grond’:
“… Israel was undoubtedly
the one which political liberty, a multiparty system, and the supremacy of
civil government were most completely assured. But … To this day Israeli
democracy has serious deficiencies, and its weaknesses, for the most part,
are those of the prestate Yishuv, where political and cultural life was
dominated by the histadrut.” (Sternhell 1999: 319)
Volgens
Sternhell is een belangrijk gebrek is de afwezigheid van een grondwet, de
oorzaak hiervan moet z.ik bij Labor
en het religieuze spectrum gezocht worden.
Een
tweede kritiek betreft de inherente contradicties die vervat zitten in het
definiëren van de joodse staat als een democratische staat[3].
Een derde noot van kritiek is volgens Sternhell dat Israël een “westerse
democratie” is met de sterkste executieve arm en de minste controle in het
parlement. In tegenstelling tot wat het imago doet vermoeden is Israël dus
niet het ‘ideale westerse democratische” bolwerk.
1.3.6.2
Categorisering van Israëlisch
geweld
Als
democratische westerse natie wordt het monopolie op militair geweld onder
staatsautoriteit geplaatst. Het Israëlische geweld wordt dus gezien als een
onderdeel van de ‘veiligheidspolitiek’ gevoerd door de Israëlische regering:
“The State of Israel is a democracy where the IDF is under the directives of
the government …” (JP 57)
Het
Israëlisch geweld zou dus zo niet afhankelijk zijn van irrationaliteit, haat
en woede maar zou een efficiënt, politiek middel[4]
zijn om de ‘veiligheid’ van de Israëlische burgers te garanderen: “Our top priority, our
primary duty, is to secure peace for Israelis.” (JP 113)
“The IDF will not allow
harming of Israeli civilians and soldiers and will use all means at its
disposal in order to protect their safety and security” (JP 121)
Het
Israëlisch geweld kan dan ook geen ‘terroristisch’ geweld zijn ‘zoals’ van
de Palestijnen. Het geweld wordt juist gecategoriseerd als tegengesteld aan
terroristisch geweld:
“…measures against
terrorist elements.” (JP 13); “We want the other side to stop the attacks,
terror, and violence.”(JP 11) “The liquidation policy is one of the few
offensive methods in counter terrorism which are designed to cause minimal
harm to innocent civilians.” (Counter terrorism expert Gador in JP 109)
Het Israëlisch geweld is dus
strategisch bepaald, er is een plan, de tegenpartij wordt gewaarschuwd,
zelfs over de plaats waar de ‘retaliating strikes’ zullen plaats vinden:
“Retaliating for the
spate of terrorist attacks … Prior to the attacks the Palestinians had begun
evacuating security establishments …” (JP 121) “’We will not surprise each
other,’ Sharon told … Sharon said that, by the same token, he had told the
president (V.S) “not to be surprised” if in response to the recent terror in
the territories, Israel takes action to hit back at the terrorists and those
who dispatch them” (JP 120); “ Nevertheless, the chief of general staff
vowed that the IDF would strike at all those who attack Israelis” (JP48)
De
verantwoording voor het Israëlisch geweld steunt op het concept van
‘zelfverdediging’ tegenover een Arabische, ‘terroristische golf’ van
‘geweld’. Het geweld is steeds ‘in response to’:
“Soldier shot in defence
and killed one … “(JP 11); “ Retaliatory strikes … (JP 12; zie ook JP 13;
…); “The IDF returned fire …” (Ha 11; …)
Het
waarom van het Israëlisch geweld wordt steeds op een ‘rationele’
manier verklaard:
"The couple of dozen
soldiers positioned last Friday at the southeast exit from Nablus
must have felt very threatened, because they used live ammunition
to wound several demonstrators and stone-throwers and shot
dead five young men.” (ha 44)
“The Palestinian gang
shot at the bus and hit it. The IDF then opened fire, killing one
Palestinian and injuring some others.” (Ha 1) “Yesterday morning in north
Samaria soldiers fired live ammunition to disperse massive
stone-throwing by Palestinians” (JP 84).
1.3.7.
Een
besluit:
‘Us’ versus
‘Them’
1.3.7.1.
‘Us’
and
‘Them’
De
‘veiligheidspolitiek’ van Israël is gefundeerd op de creatie van een ‘us’ en
een ‘them’ (‘him’). ‘Them’, de Palestijnen worden hier gecategoriseerd als
‘de vijand’. De categorisering van de vijand gebeurt door de constructie van
een tegengesteld beeld aan de zelfperceptie. Hierbij worden de Palestijnen
getypeerd als terroristische, fundamentalistische, ‘inherent gewelddadige’
Moslims. Hun geweld zou gruwelijk van aard zijn, bijna niet meer menselijk
en zou gevoed worden door woede en haat, kortom: irrationaliteit. Arafat
wordt het gezicht van de vijand. Het is Arafat die ‘verantwoordelijk’ is
voor en ‘aanzet’ tot het geweld, hij wordt getypeerd als een moordenaar, een
leugenaar, …
De
constructie van het zelfbeeld van de Israëliërs gebeurt in directe oppositie
van het beeld van ‘de vijand’. Israël ziet zichzelf als een westerse, joodse
democratische natie. Volgens de regels van het democratisch spel is de staat
de bezitter van het monopolie op geweld.
Het
Israëlisch geweld is dus in de eerste plaats gecategoriseerd als militair
geweld. Het geweld vormt een onderdeel van de ‘veiligheidspolitiek’ om de
burgers van Israël te beschermen tegen de Palestijnse ‘terroristen’. Het
geweld wordt strategisch gepland en uitgevoerd, en zou dus in tegenstelling
tot het Palestijns ‘geweld’, rationeel van aard zijn.
Deze dichotomie wordt nu gebruikt om over het conflict te denken en te
schrijven. Israël wordt gezien als het slachtoffer van het Palestijns
‘terrorisme’, dat enorme proporties zou aannemen en gruwelijk zou zijn van
aard. De Israëliërs ‘vormen’ een hoogtechnologische, westerse natie die
‘streeft’ voor de vrede, en zich enkel ‘verdedigd’. Ze gebruikt ‘zelfs’
‘non-lethal plastic bullets’ omdat ze ‘geen’ slachtoffers willen
maken. Israël ‘reageert’ enkel en dit wordt verantwoord door het beeld van
een slachtoffer die zich beroept op zelfverdediging. De natie van het joodse
volk voert een politieke strijd (als het moet met behulp van het leger als
politiek instrument) voor het zelfbehoud van de natie. De Palestijnse strijd
wordt in de berichtgeving gedepolitiseerd, onder andere door het gebruik van
het label van terrorisme, het typeren van het geweld als religieus, gevoed
door haat en woede …
De redenen die aan de basis
liggen van de woede van de Palestijnen, o.a. hun jarenlange bezetting,
blijven afwezig uit het discours. Zo blijft ruimte voor het handhaven van
het beeld van de ‘inherent gewelddadige’ moslim. Israël legt zo de
schuld van het ‘geweld’ bij de Palestijnen: “’Blaming the victim’ has been
the common resort of the guilty in rationalizing and distorting the horror
of the crime itself.” (Ashrawi 2000: 1) Een belangrijke
voorwaarde voor het slagen van deze techniek is de totale dehumanisering van
het slachtoffer. Dit wordt hier onder andere bereikt door de categorisering
van de andere als inherent gewelddadig en door de afwezigheid van
beschrijvingen van de Palestijnse slachtoffers, hun namen, hun dromen, …
Een basisvorm van misleiding
is de valse vergelijking tussen de bezetter en het slachtoffer van de
bezetting, de Palestijnen. Volgens Ashrawi moeten we het ‘geweld’ van het
machtige Israëlische bezettingsleger, dat gebruik maakt van munitie, tanks,
"helicopter gunships", vergelijken met het ‘geweld’ van de Palestijnse
burgers die protesteren tegen hun slachtofferrol en hun verlies van
mensenrechten, land en hun leven. Toch zijn het steeds de Palestijnen die
opgeroepen worden om het geweld te stoppen, …
1.3.7.2.
‘Misleiding’ onder de loep.
De
creatie van het beeld van het conflict zorgt dus voor misleiding. Het lijkt
mij aangewezen om enkele concrete situaties te belichten en dit te
vergelijken met hun beschrijvingen in de Israëlische verslaggeving. De
eerste vergelijking is afkomstig uit Ha’aretz (5) en is van de hand van
Baseem Eid. In dit artikel analyseert hij de media – oorlog en beschrijft
hierin de volgende gebeurtenissen:
“Further the coverage of
the Palestinian demonstrations is shown from only one perspective, and the
public does not get the full picture of the situation. Last Friday, Israel
Channel One correspondent B. Liss interviewed Jewish children from the
settlement who explained how frightened they were by shooting of the Israeli
army from their settlement. It would have been wise to point out that the
shooting was not directed at Vered Jericho, but at the nearby Palestinian
refugee camp of Aqbet-Jaber. How did the children of the refugee camp feel
when they were shot at? Surely they too were afraid. Similarly, when Israeli
Channel One correspondent Nitzan Chen reported live from the settlement of
Psagot, outside Ramallah. He opened his report by telling the audience: “I
am now standing in Psagot, with my back to the killers.” The Palestinians
from al-Birech must have been happy to learn that they were the killers,
while they were being shot at from tanks and helicopter gun ships. Just like
Palestinian mothers are very pleased to be described as heartless human
beings, sending their children to be killed in the demonstrations, a
convenient thesis that is now widespread among the Israeli media and public.
Do you know that Palestinians love their children too?” (Eid
2000: 1-2)
Een
tweede beschrijving van misleiding door de Israëlische media wordt ons
gegeven door Ashrawi in zijn artikel, “Anatomy of Racism”. Het beschrijft de
Israëlische verslaggeving rond het overlijden van het Palestijnse kind: Muhammed al-Durra:
“First it was said that he was killed by
Palestinian “gunmen.” Then, he was “caught in the crossfire.” The worst
version was in the cynical depiction of the child Muhammad as a
“trouble-maker” or a “mischievous’ child who brought it upon himself as
though the proper response to a child living his childhood is deliberate
death. The last accusation involved a question “What was he doing there?”
The real question should have been “what was the Israeli army doing there”
in the heart of Palestinian Gaza shooting at civilians including a child and
his father who had been caught red-handed attempting to indulge in the
“provocative” act of shopping together.
Note the difference, however, when two Israeli
under cover agents, belonging to the notorious Israeli death squads, were
killed by Palestinian protestors. … ” (Ashrawi 2000: 3-4)
In Times werd het zo
beschreven: “ Two Israeli reserve soldiers had wandered by mistake into the
West Bank City of Ramallah and had been lynched by an ecstatic Palestinian
mob". (Ti 6)
“Its version of events
presented the Israeli agents as reservist who had mistakenly “strayed” into
Ramallah and then where “lynched” by the mob. References to “slaughter” and
“blood thirst” and “savagery” became the prevalent verbal currency. While no
one would condone the killing of the soldiers, it is important however, to
deal with the real facts and the context: Ramallah, as a city under total
Israeli military siege, was closed off to all movement in or out the city.
Only one entrance was open, entirely under the control of multiple Israeli
checkpoints. Thus to stray into Ramallah would require deliberate and
repeated attempts requiring tenacity, persistence, and even guile.
The two Israeli agents were clearly
infiltrated and planted into the midst of a protest march in the heart of
the city. The occasion was the funeral of a Palestinian man who had been
abducted by Israeli settlers and tortured to death in a most grisly manner.
… Most people in the demonstration knew the victim, and some had seen the
body. The two undercover Israeli agents that had infiltrated the march were
recognized as members of the “death squads” that had been responsible for
assassinations and provocations.” (Ashrawi 2000: 3-4)
1.3.7.3.
Ha’aretz
versus Jeruzalem Post?
De
Israëlische krantenberichten uit zowel Ha’aretz en de Jeruzalem Post
hanteren dezelfde of vergelijkbare concepten om het geweld en de dichotomie
tussen ‘us’ en ‘them’ te categoriseren. Verschillen zien we bijv. bij
verwijzingen naar de oppervlakte van Israël: in tegenstelling tot Ha’aretz
gebruikt de Jeruzalem Post bijbelse namen als Judea en Samaria (JP: 12; 16; 15;
…) om over de gebieden onder Palestijnse Autoriteit te schrijven. Judea en
Samaria zijn de bijbelse namen en wijzen erop dat de JP en haar
lezerspubliek Israël nog als het joodse Eretz Yisrael ziet terwijl Ha’aretz
ongeveer lijkt akkoord te gaan met de 1967 grens. Ik gebruik ‘lijkt’
omdat onder meer de status van de ‘settlements’ een definitief karakter
hebben, en dat soevereiniteit voor het Palestijnse volk bijna nergens ter
sprake komt, …
Toch moeten we opmerken dat
het linkse Ha’aretz (met o.a. Amira Hass) vaak een meer gebalanceerde visie
gaf op de feiten, maar dat ook in Ha’aretz auteurs zoals Hass verschijnen
naast auteurs zoals Amos Harel die zich zeker niet fundamenteel
onderscheiden van de gemiddelde JP-journalisten.
Er was geen fundamenteel
verschil tussen beide kranten in het hanteren en handhaven van de
categorieseringen van ‘us’ en ‘them’. Een blik op de titels uit de kranten
zal dit belichten en deze titels kunnen een idee geven van het beeld van het
conflict dat de Israëlische kranten schetsen:
“IDF kills 2 armed
terrorists” (Ha 1); “Inquiry on Arab Israeli riots starts” (Ha 2); “Soldier
killed by bomb at Har Dov.” (Ha 7); “The Palestinian Authority leaves
fingerprints” (Ha 15); “One million Arabs could be wrong” (Ha 33); Israeli
youth murdered in Ramallah” (Ha 29); “Two teens killed in a suicide bomb
blast” (Ha 39); “IDF strikes back after PA bus bombing” (JP 11);
“Palestinian sniper kills youth, 18.” (JP 19); “PA authorizes police to
shoot at IDF” (JP 22); “Palestinians see gun-toting Arafat making a call to
arms” (JP 32); “Four Israelis hurt in Attacks” (JP 44); “Palestinians have
new bombs” (JP 47); “Fatah, Islamists call for demonstrations against peace
talks” (JP 63); “Jeruzalem enjoys its first Friday without riots in three
months” (JP 77); “Palestinian group claims killing of TV chief in Gaza” (JP
88); “Palestinian woman arrested for Israeli youth’s murder” (JP 90); “Youth
lured to death near Ramallah” (JP 94); “Peace talks halted after two
Israelis murdered” (JP 101); et cetera.
De titels
uit de kranten schetsen een golf van geweld die enorme proporties lijkt aan
te nemen, de Palestijnse gebieden zijn duister, gevaarlijk, … Het
Israëlische discours, gebaseerd op de tegenstelling tussen ‘us’ en ‘them’
leeft nu verder dan in de Israëlische pers, ook de internationale
gemeenschap hanteert de categoriseringen uit de Israëlische pers.
1.3.7.4. De internationale dimensie.
Israëlische regeringsleiders uit alle kampen, internationale machten,
binnenlandse en de internationale media nemen deel aan dit discours. De
onderscheiding van Rabin met de Nobelprijs is zelfs een viering van de
concrete resultaten van het discours. Met de Oslo-akkoorden wordt het
Israëlische discours in een officiële vorm gegoten en bejubeld door de
gehele westerse wereld.
De
internationalisering van het Israëlisch discours in de internationale pers
is van cruciaal belang en wordt dus niet zomaar aan het lot overgelaten. Elk
artikel kan beschouwd worden als een bedreiging voor de staatsveiligheid,
dit is een voldoende verantwoording voor censuur:
“Since the formation of
the state in 1948, Israel has sought the flow of information into the public
arena by means of regulations inherited from the British Mandate Period…
These endow the government and military authorities with broad powers to
restrict or prohibit import, export or printing of material which is deemed
to threaten security or public order” (Rigby 1991: 140).
Israël
maakt tevens gebruik van een uitgebreide mediacampagne om het debat over het
conflict te beïnvloeden. “… and launching a public relations campaign
aimed at placing the blame for the breakdown of the Oslo process at the
Palestinian doorstep.” (JP 11; zie ook JP 36; 60; … ) De
controle over het discours is voor Israël van het grootste belang om machtig
te blijven, vooral de media bij de bondgenoot is van cruciaal belang:
“Readers of the Israeli
press, Rubinstein continues, are largely shielded from the unwelcome facts,
though not entirely so. In the US, it is far more important for the
population to be kept in ignorance, for obvious reasons: the economic and
military programs rely crucially on US support, which is domestically
unpopular would be far more so if its purposes were known.”
(Chomsky 2000: 3)
Het
Israëlisch discours wordt nu door de internationale en internationaal
gerichte pers voortgezet:
“The effort to undercut
Arafat has worked well. Last year the European Union outlined its
in-principle readiness to recognize a Palestinian state. But two weeks ago,
E.U. foreign ministers chose not to support Arafat’s threatened unilateral
declaration of independence. “ (Ti 3).
In een ander artikel in
Time lezen we onder andere :“… in restarting the peace talks ruptured by
three months of Palestinian rioting that had left nearly 350 dead.”
(Ti 1) Met het herstarten van “the Peace Talks” wordt de
voortzetting van Oslo bedoeld, dus gepaard gaande met de Israëlische
invulling van de vrede. In dit citaat lijken de Palestijnen geen vrede te
willen en zijn daarom ‘begonnen’ met ‘rioting’. De ‘geweldloze’
demonstraties worden dus beschreven als ‘riots’ die aan 350 mensen het leven
hebben gekost, hier wordt gesuggereerd alsof de Palestijnen 350 Israëliërs
zouden omgebracht hebben. In werkelijkheid zijn de meeste van deze
slachtoffers Palestijnen. Andere voorbeelden zijn:
“I was preoccupied with
the question if the Palestinians really wanted peace as well as whether they
where capable of maintaining control over the streets.” “ …the Arabs… where
lynching …” (Ti 2); “The violence at the Mount stunned Israelis, whose
troops faced widespread gunfire from Palestinian police and militia.”(Ti 5);
“… tegen
de klippen van de Arabische vijandigheid op.” (Mo 1:); “Israëlische soldaten
en kolonisten werden in hinderlagen beschoten en met bommen opgeblazen.” (Kn
1); “We zijn alleen maar bang van God.” (St 1)
|